Botoxinjectie verzacht niet-odontogene tandpijn

Tijdens een onderzoek van een 39-jarige patiënt, aan de universiteit van Tokushima in Japan, werd niet-ondontogene tandpijn vastgesteld. Hierbij is er sprake van pijn in het tandvlees rondom de tand echter zonder dat deze pijn voortkomt uit de tand zelf of van het parodontium.

 

Aan de oorsprong van niet-odontogenische tandpijn liggen diverse oorzaken, waaronder spieraandoeningen, sinus- en neusslijmvliesaandoeningen, neuropathische en neurovasculaire pijn.

 

Sinds 1989 wordt door het Amerikaanse FDA  gebruik gemaakt van de botulinetoxine dat in specifieke omstandigheden aanvaard wordt. Vandaag wordt het onder meer gebruikt bij pijnbestrijding, zoals myofasciale en neuropathische pijn, chronische migraine en gewrichtpijn.

 

In de betreffende case-studie werd vastgesteld dat de oorsprong van de tandvleespijn zich bevond in de kauwspier van de patiënt. Bij injectie met botulinetoxine in de kauwspier merkte de patiënt onmiddellijk een sterk verminderde pijn; na enkele maanden was de pijn volledig weg. Na zo’n 7 maanden had de patiënt echter opnieuw pijn maar werd deze nog steeds als verminderd ervaren. De effecten van het botulinetoxine kunnen dus zeker zo’n 3 à 6 maanden werken.

 

Er zijn echter ook negatieve gevolgen aan het gebruik van botulinetoxine, toch zijn deze gevallen beperkt en de symptomen mild. Zo had de patiënt in deze case-studie naar aanleiding van de inspuiting een lichte assymetrie in het gezicht. Uiteraard moeten gevolgen en risico’s steeds met de patiënt worden besproken.

 

Integrale case-studie